LEVEN – De maakbare medische mens
In 2007 schreef ik een artikel over de medische mens van de toekomst voor de vierde editie van het bookazine DIF. Een ware long-read. Ik won er de tweede prijs mee van de Glazen Griffioen voor beste jonge wetenschapsjournalist.
Optimistische wetenschappers voorzien een wereld waarin wij met gemak honderdvijftig jaar worden, met een gezond lichaam, goed werkende zintuigen en een scherp verstand. Niet ergens in de verre toekomst, maar binnen twintig jaar. Onze kinderen groeien op tot een verbeterde versie van zichzelf. En hun kinderen worden geboren met precies die eigenschappen die hun ouders willen.
Elke dag bereiken ons berichten over nieuwe medische doorbraken: levensverlengende behandelingen, geheugenverbeterende medicijnen, gekweekte organen, naar ons pijpen dansende stamcellen, verbeterde ogen en oren, medicijnen op maat en genetisch geselecteerde embryo’s. Wat zijn de feiten? Veel klinkt als sciencefiction, maar het gebeurt al, hier en nu. Mensen besturen robotarmen op kilometers afstand via een chip in hun zenuwstelsel. Wetenschappers kweken menselijke urineblazen die jarenlang prima werken in patiënten. En de eerste baby die speciaal is gemaakt om het leven van een ander te redden, is al geboren.
Nieuwe technologieën ontwikkelen zich in een moordend tempo en zwengelen elkaar aan. Ze worden in een adem genoemd, nano-bio-info-cogno. Wat is onze gezondheid tot nu toe opgeschoten met nanowetenschappen, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve hersenwetenschappen? Waar gaat dat naartoe? Daar waar de een de toekomst rustig ziet voortkabbelen, ziet een ander gouden bergen en een derde catastrofes. Niemand heeft een glazen bol.
De medische mogelijkheden van vandaag zijn duizelingwekkend. En bij toepassingen voor ernstig zieken hoeft het niet te blijven. Ook andere behoeftigen zullen er gebruik van gaan maken en in een niet al te verre toekomst kan iedereen zichzelf ermee verbeteren ofwel enhancen. Dat ging met viagra zo, met plastische chirurgie, met ooglaseren.
‘We staan op een keerpunt in de geschiedenis’, vertelt Joel Garreau, Amerikaans schrijver en redacteur van TheWashington Post. Sinds het verschijnen van zijn boek Radical Evolution in 2005 is hij een expert op het gebied van de maakbaarheid van de mens. ‘Voor het eerst in honderdduizenden jaren richten we onze technologieën niet zozeer op onze omgeving, zoals op vuur of kleren maken, steden bouwen, gewassen verbouwen en de ruimte ontdekken. Ze zijn in toenemende mate naar binnen gericht, op ons verstand, onze herinneringen, onze stofwisseling, onze persoonlijkheid en onze kinderen. We nemen controle over wat het betekent om mens te zijn. Niet in een verre fictieve toekomst, maar nu en in de komende vijf tot tien jaar.’
Ouder dan ooit
Honderd of zelfs honderdvijftig jaar zijn terwijl je je voelt als een vitale vijftiger met dito bankrekening? Dat klinkt aantrekkelijk. En dat is alleen nog maar een conservatieve toekomstverwachting. De Britse computerwetenschapper en verouderingsonderzoeker Aubrey de Grey beweert dat mensen duizenden jaren oud kunnen worden.
De gemiddelde levensverwachting van mensen neemt wereldwijd elk jaar met drie maanden toe. Was in 1850 veertig jaar een respectabele leeftijd, tegenwoordig wordt een pasgeborene in Nederland gemiddeld tachtig. En er is nog geen plafond in zicht.
Voortdurend ontdekken wetenschappers genen die met een lange levensduur te maken hebben. Wormen, fruitvliegen en gistcellen kunnen na enig geknutsel aan hun DNA twee tot vier keer ouder worden dan normaal. Veel onderzoek is geënt op het idee de onderhoudstactieken van het lichaam op te krikken: met anti-oxidanten in de vorm van vitaminen of nanodeeltjes, met hormonen of met moleculen die het DNA in goede conditie moeten houden. Maar wat kwakzalvers en zakenlieden ook zeggen, echte verouderingsremmers zijn er nog niet.
Veel proefdiersoorten kunnen langer leven als ze minder calorieën te eten krijgen dan ze verbruiken. Zo wordt een muizenleven anderhalf keer zo lang als de muis de helft van zijn benodigde calorieën per dag eet, als in zijn eten maar voldoende voedingsstoffen zitten. Of het bij de mens ook zo werkt is nog niet duidelijk. Wel dat we maar mager, koud en humeurig worden van zo weinig eten. En erger nog, onze zin in seks verdwijnt. Een pil die het levensverlengende effect van zo’n hongerdieet nabootst zonder dat we echt minder hoeven te eten zou fijner zijn.
Blessuretijd
De mens langzamer laten verouderen is dus nog niet zo makkelijk. Wel kunnen we het leven ‘in blessuretijd’ veraangenamen en wat verlengen. Zo zijn er pillen tegen vetzucht, hart- en vaatziekten, vergeetachtigheid of spierzwakte. En uit de labs rollen steeds weer nieuwe technieken om onderdelen van het lichaam te repareren of te onderhouden. Mechanische implantaten bijvoorbeeld zijn volop in ontwikkeling. Mensen met kunstogen, -oren, -harten, -armen en -benen lopen al rond. ‘Kunstbenen zijn bijna even goed als gewone benen’, vertelt de Nederlandse futuroloog Arjen Kamphuis, een van de opstellers van de Transhumanist Declaration van de World Transhumanist Association. Die verklaring pleit voor het ethisch gebruik van technologie om menselijke capaciteiten uit te breiden. ‘Ik verwacht dat we in de nabije toekomst de Paralympics voor hardlopen afschaffen, omdat atleten met prothesen beter presteren dan die met benen.’
Ook biologische implantaten worden almaar beter. Normaal gesproken transplanteren artsen een passend donororgaan als een orgaan niet meer werkt. Groot nadeel hierbij zijn de enorme wachtlijsten vanwege het tekort aan donoren. Ook moeten mensen na een orgaantransplantatie hun leven lang medicijnen slikken om afstoting te voorkomen. Daarom zoeken tissue engineers, ofwel weefselbouwers, naar manieren om organen en weefsels in het lab te kweken. En die proberen ze te kweken met lichaamseigen cellen.
Met hartkleppen, huid, kraakbeen en bot zijn bijvoorbeeld al goede resultaten geboekt. De muis met het oor op zijn rug was in 1997 het eerste succesvol gekweekte kraakbeen in een ingewikkelde vorm. Weefselbouwer Charles Vacanti had kraakbeencellen van een koe uitgezaaid op een biologisch afbreekbare mal in de vorm van een oorschelp. Hij zette dat oor op de rug van een muis, onder de huid, om de kraakbeencellen tijdens het groeien te kunnen voorzien van bloed. Het principe werkt, maar artsen kunnen het anno 2006 nog niet in de patiëntenpraktijk gebruiken.
Organen printen
Een nieuwe stap is het kweken van een heel orgaan. De Amerikaanse uroloog Anthony Atala maakte in 1999 nieuwe urineblazen voor zeven kinderen met een aangeboren afwijking. ‘We kweekten cellen uit hun blaas op een biologisch afbreekbare mal’, vertelt Atala. ‘Binnen zes weken waren de blazen klaar.’
Die kunstblazen zitten inmiddels zeven jaar in zijn patiënten en ze functioneren uitstekend. ‘De kinderen hebben veel minder urineverlies, maar zijn nog steeds niet continent omdat ze geen goede zenuwverbindingen naar dat gebied hebben.’ De honden die Atala eerder van gekweekte blazen voorzag, waren wel continent.
Onderzoekers proberen volgens Atala nagenoeg elk orgaan of weefsel in het lichaam na te maken. Zelf heeft hij konijnen uitgerust met gekweekte baarmoeders. ‘Het hele weefselbouwonderzoek staat nog in de kinderschoenen’, zegt hij. ‘Het is er vooral op gericht om te laten zien dat het mogelijk is.’ Een massief orgaan maken zoals een lever of een nier, is een stuk moeilijker. Het moet een compleet en werkend vaatstelsel hebben om de dieperliggende cellen van voeding en zuurstof te voorzien. ‘Het moeilijkst is om ervoor te zorgen dat in het gekweekte orgaan bloedvaten blijven bestaan’, aldus Atala.
Atala maakt veel gebruik van een techniek die werkt als een doodgewone inkjetprinter, waarvan de patronen verschillende soorten cellen bevatten. Die worden laag voor laag over elkaar heen geprint in een geleiachtige substantie. Zo kan hij ingewikkelde organen simpelweg in lagen opbouwen.
Optimistische toekomstdenkers als Kamphuis verwachten dat kunstonderdelen en ge-engineerde organen dezelfde weg gaan als plastische chirurgie. ‘Onze generatie zal al wennen aan mechanische, elektronische en biotechnologisch geconstrueerde vervangende onderdelen’, zegt hij. ‘Nu gebruiken we dit soort implantaten nog alleen als er een medische noodzaak is. Maar naarmate de kunstonderdelen beter worden dan de echte wordt het steeds meer een lifestylekeuze.’
Praktijkman Atala is over standaardorganen uit het lab een stuk terughoudender. ‘Geconstrueerde organen zijn bedoeld voor heel speciale gevallen. Veel kunnen we goed behandelen met traditionele technieken.’ Het zal nog lang duren voor geconstrueerde weefsels beter zijn dan originele organen. ‘Het is al een worsteling om ze net zo goed als de echte te maken’, aldus Atala.
Aangroeiende ledematen
Geen zee te hoog voor de onderzoeksorganisatie voor het Amerikaanse ministerie van Defensie, de Defense Advanced Research Projects Agency (DARPA). Zij financiert grensverleggend onderzoek voor het leger, bijvoorbeeld in onderzoek naar een pijnvaccin, en naar een manier om slaap overbodig te maken. En naar hoe een afgerukte arm van een soldaat weer kan aangroeien, zoals dat ook bij salamanders gebeurt. Dat laatste lijkt onmogelijk, want zoogdieren kunnen dit niet. Maar moleculair biologe Ellen Heber-Katz onderzoekt al een paar jaar de zogeheten MRL-muizen, waarbij afgeknipte tenen gewoon aangroeien en wonden snel helen zonder littekenweefsel achter te laten.
In theorie is zelfs het aanpassen van individuele cellen in het lichaam mogelijk. Met behulp van nanotechnologie kunnen we minuscule instrumenten of nanobots maken, zo klein als moleculen en atomen, die in je lijf aan het werk gaan. Apparaatjes van millimeterformaat zijn er al. De PillCam™ SB Capsule Endoscope bestaat uit een cameraatje, zes lampjes, batterijen en een zendertje in een pil. Hij maakt tienduizenden foto’s van de binnenkant van de darmen, stuurt die naar een computer, en komt er langs natuurlijke weg weer uit. Dat is een stuk prettiger dan een pijnlijke en genante endoscopie, waarbij een camera aan een lang flexibel buisje via de anus naar binnen moet.
Cellen temmen
Stamcellen hebben hun belofte nog niet ingelost. Maar voor mensen die weefsels willen maken, herstellen of zelfs verjongen zijn ze nog steeds potentieel wonderspul. Die oercellen waaruit alles in ons lichaam is ontstaan, zijn er grofweg in twee soorten: volwassen stamcellen, en embryonale. De eerste zitten in al onze organen, in beenmerg, huid of vetweefsel. Ze leveren nieuwe cellen als oude afsterven. Ze zijn al tamelijk gespecialiseerd en kunnen alleen de cellen maken van het orgaan waarin ze zitten.
Embryonale stamcellen (ES-cellen) zijn veelzijdiger. Die zitten in jonge embryo’s en kunnen uitgroeien tot elk van de meer dan tweehonderd weefsels in ons lijf. Onderzoek aan ES-cellen brengt onmisbare nieuwe inzichten, maar veel landen hebben ethische bezwaren tegen onderzoek aan het klompje cellen dat een pril embryo is. In landen als de Verenigde Staten, Italië en Duitsland is het bij wet verboden, in andere als Groot-Brittannië en Singapore mag kweken van embryo’s voor onderzoek onder voorwaarden. In Nederland mogen alleen restembryo’s tot veertien dagen oud voor onderzoek worden gebruikt.
Strenge wetten kunnen de vooruitgang misschien vertragen, maar niet tegenhouden. Daarom verzinnen stamcelonderzoekers steeds creatievere oplossingen om de ethische dilemma’s te omzeilen. De een kan ES-cellen oogsten zonder dat het embryo dood gaat, de ander construeert een embryo dat niet kan doorgroeien in de baarmoeder en een derde weet een ordinaire cel uit de staartpunt van een volwassen muis om te bouwen tot een ES-cel. Sinds 1998 maken wetenschappers ES-cellijnen die in kweek onder de juiste omstandigheden eeuwig door kunnen leven. Inmiddels zijn er wereldwijd zo’n tweehonderd van, elk met andere eigenschappen.
ES-cellen zijn moeilijk te temmen en te sturen, ze kunnen makkelijk tumoren vormen. Daarom is het nog niet veilig om patiënten ermee te behandelen. Het Californische bedrijf Geron zal zich in 2007 wagen aan de eerste klinische studie met menselijke ES-cellen bij dwarslaesiepatiënten. Stamcellen moeten het kapotte ruggemerg van die patiënten herstellen. Bij ratten is de behandeling succesvol gebleken.
Stamcelinjecties
Tot vreugde van de jonge cardioloog Douwe Atsma kleven aan onderzoek met volwassen stamcellen geen ethische bezwaren. In het Leids Universitair Medisch Centrum injecteert hij sinds 2001 stamcellen uit het beenmerg van zijn uitbehandelde chronische hartpatiënten rechtstreeks in hun eigen hart. De resultaten zijn bemoedigend. ‘We zien een verbeterde doorbloeding van de hartspier en een verbetering in de knijpkracht ervan’, zegt Atsma.
Eerder was bekend dat stamcellen ook na een acuut hartinfarct de knijpkracht kunnen verbeteren. Maar een standaardbehandeling is het nog niet. Ook onderzoeken waarbij met volwassen stamcellen leverziekten, chronische ontstekingsziekten en sommige soorten van kanker worden aangepakt, zijn nog experimenteel. Stamcellen uit het oog van een patiënt worden wel al veelvuldig en met succes gebruikt om beschadigd hoornvlies in het andere oog te herstellen.
Atsma verwacht op de korte termijn het meest van behandelingen met volwassen stamcellen. ‘Voor acute hartaanvallen is nu een eerste bewijs geleverd. Misschien zal er over tien jaar in de behandelingsrichtlijn voor een acuut hartinfarct staan: geef op dag tien stamcellen of iets dergelijks.’
Zullen stamcelinjecties straks op elke straathoek gedaan kunnen worden, zoals nu de collageeninjecties in de lippen en ooglaseren? ‘Dat gebeurt nu al!’ roept Atsma. Terwijl het wetenschappelijke onderzoek naar de effectiviteit en veiligheid van stamcelbehandelingen nog in volle gang is, tieren talloze commerciële bedrijfjes welig. Ze bieden behandelingen aan in samenwerking met ziekenhuizen in tolerantere landen als Turkije, China of de Dominicaanse Republiek, terwijl niet is aangetoond dat het werkt. ‘Dat vind ik pas onethisch!’ zegt Atsma. ‘Dat dit commercieel wordt aangeboden aan wanhopige mensen.’
Gekunstelde genen
Net als stamceltherapie heeft ook gentherapie de belofte nog niet waargemaakt, maar zijn ook daar al producten in de markt. Bij gentherapie bouwen onderzoekers een verbeterde versie van een gen in de lichaamscellen in bij mensen die ziek zijn door een slechtwerkend gen. Na een aantal fatale experimenten is de techniek nu sterk verbeterd en lopen wereldwijd voorzichtige experimenten met kleine groepen patiënten. Zo werd de Amerikaanse kankerspecialist Steven Rosenberg bij twee mensen huidkanker de baas met genetisch veranderde witte bloedcellen (cellen van het afweersysteem). ‘Met gentherapie kunnen we ook stamcellen gericht verbeteren door er een extra gen in te stoppen’, vertelt Atsma. ‘We zullen eraan moeten wennen dat we genetisch gemodificeerde cellen kunnen terugspuiten.’
Italiaanse wetenschappers hebben onlangs met gentherapie stamcellen uit het beenmerg veranderd, waardoor ze met medicijnen onschadelijk kunnen worden gemaakt. Dat is nodig als er ernstige afweerreacties optreden na transplantatie naar een leukemiepatiënt.
Terwijl de rest van de wereld nog druk experimenteert, heeft China in 2003 het eerste gentherapeuticum Gendicine(R) op de markt gebracht. Het is gericht op huidtumoren in de hals. Eind 2006 zullen ongeveer 50.000 kankerpatiënten ermee behandeld zijn. Een tweede middel is daar inmiddels ook op de markt. De Commissie Genetische Modificatie (COGEM) verwacht dat het medisch toerisme naar China zal toenemen.
Het hoogste doel van wetenschappers die weefsels maken of herstellen, is therapeutisch kloneren. Daarbij wordt een eicel helemaal leeggehaald om ruimte te maken voor het DNA van een gewone volwassen cel. Die gastvrouweicel kan dan uitgroeien tot een embryo. Zo is het wereldberoemde schaap Dolly gemaakt uit een cel uit de uier van een volwassen schaap.
Een gekloneerd embryo bestaat uit begerenswaardige stamcellen met de eigenschappen van de gewone cel. Met lichaamseigen cellen van een patiënt zouden onderzoekers alle mogelijke lichaamseigen cellen en weefsels kunnen opkweken. Orgaanbouwer Atala transplanteerde al succesvol hart-, spier- en zelfs nierweefsel van gekloneerde koeiencellen in een koe.
Uit een gekloonde menselijke eicel embryonale stamcellen opkweken is tot nu toe nog niemand gelukt. De enige die dat claimde, de Zuid-Koreaanse stamcelonderzoeker Woo-Suk Hwang, werd in 2005 ontmaskerd als een van de grootste wetenschappelijke fraudeurs in de geschiedenis.
Morrelen aan de kiem
Zijn embryonale stamcellen voor onderzoek al onderwerp van verhitte ethische discussies, over onderzoek aan embryo’s die moeten uitgroeien tot een mensenkind, laaien de gemoederen pas echt hoog op. Toch verschuiven de grenzen langzaam. Toen de eerste zogenaamde reageerbuisbaby Louise Brown in 1978 ter wereld kwam, was daar veel maatschappelijke discussie over. Een generatie later (Brown heeft nu zelf een kind) gaat de discussie over of het in het ziekenfondspakket moet of niet.
Vruchtbaarheidsonderzoekers kunnen een embryo na een reageerbuisbevruchting genetisch testen voor ze het in de baarmoeder terug plaatsen. Ze kunnen bepalen of het drager is van een ernstige onbehandelbare erfelijke aandoening, zoals de hersenaandoening de ziekte van Huntington of de longaandoening taaislijmziekte. Alleen ouders die drager zijn van zo’n ziekte komen nu in aanmerking voor deze pre-implantatie genetische diagnostiek (PGD). Het Academisch Ziekenhuis Maastricht, de enige plek in Nederland waar ervaring is met PGD, verwacht de komende tijd ongeveer honderd paren per jaar.
Tot 2000 gebruikten fertiliteitsklinieken PGD om embryo’s met ernstige aandoeningen uit te sluiten. Maar toen kwam de Amerikaanse saviourbaby Adam Nash ter wereld. Adam was als embryo juist uitgekozen voor terugplaatsing in de baarmoeder van zijn moeder, op basis van zijn genen. De stamcellen uit het navelstrengbloed van Adam moesten zijn zusje Molly genezen van een ernstige bloedziekte. Zo werd pre-implantatiediagnostiek op genen gebruikt om op wenselijke eigenschappen te selecteren. Sindsdien zijn diverse saviourbaby’s geboren en vindt ook de Nederlandse Gezondheidsraad selectie van zulke donorbaby’s in bepaalde gevallen acceptabel. Met als belangrijke voorwaarde dat de ouders zorgvuldig worden begeleid.
Grenzen bepalen
Ook in het vruchtbaarheidslab komt de snelle ontwikkeling van verschillende technologieën samen. Sinds vijf jaar zijn alle menselijke genen bekend, dus het aantal aandoeningen waarop we kunnen screenen, neemt toe. Nu zijn dat nog tientallen, maar met een onlangs verbeterde testmethode kunnen dat er enkele duizenden worden. De angst bestaat dat we dit soort technieken zullen gebruiken om niet-medische keuzes te maken, zoals de haarkleur of oogkleur van een aanstaande baby. Of karaktereigenschappen. Of intelligentie.
Een stap verder en we brengen begerenswaardige genen in de bevruchte eicel. Bijvoorbeeld genen die maken dat het lichaam veel langzamer veroudert. Of we kloneren een complete persoon met gewenste eigenschappen. Wereldwijd beschouwen we het laten uitgroeien van een gekloneerde eicel tot een levend mens nog als een grens die we niet mogen overschrijden. En het is vooralsnog niet gelukt, wat de Raelian-sekte of de Italiaanse gynaecoloog Severino Antinori ook beweren.
Of deze technieken binnen afzienbare tijd beschikbaar zijn en voor wie dan, is maar de vraag. ‘Onderzoek vergt veel tijd. Ik geloof veel meer in een evolutie dan een revolutie: een geleidelijke implementatie van nieuwe technologie’, zegt Guido de Wert, hoogleraar Ethiek van Voortplantingsgeneeskunde en Erfelijkheidsonderzoek aan de Universiteit Maastricht. Het maatschappelijk debat en de ethische discussie erover moet wel nu al plaatsvinden. Willen we alle aanstaande ouders voor de implantatie van een embryo genetische tests aanbieden? Voor welke aandoeningen precies? Is dat geen eugenetica, het creëren van een superieur mensenras? Is het per definitie slecht, als je zelf de geboorte van een ernstig gehandicapt kind wilt voorkomen? Of juist een morele verplichting? Moet de overheid alles vrij laten of grenzen stellen? En waar dan? ‘We moeten deze discussie voeren voordat het een voldongen feit is en allang geïntroduceerd in de kliniek’, vindt De Wert. ‘Dan ben je te laat.’
Breinversterking
De roep om ethische debatten en maatschappelijke discussies geldt voor elke medische innovatie. Voor wie zijn bijvoorbeeld middelen die het denkvermogen verbeteren? En wat willen we met ingrepen die onze gedachten beïnvloeden? Methylfenidaat (Ritalin) wordt voorgeschreven aan mensen met Attention Deficit Disorder (ADD), modafinil aan mensen met de slaapstoornis narcolepsie, maar ze houden gewone mensen ook langer scherp en geconcentreerd. Studenten hebben hun weg naar die middelen al gevonden. En een hele batterij nieuwe smart drugs ligt naar verwachting binnen een paar jaar in de apotheek. Is het niet oneerlijk dat rijke studenten zich dat wel kunnen veroorloven en arme niet?
Die vraag valt in het niet bij het debat dat gevoerd zal moeten gaan worden over de ethiek van hersenimplantaten. Want het mag klinken als sciencefiction, maar vele tienduizenden patiënten lopen al rond met eenvoudige elektroden in hun hoofd. Die verstoren met kleine stroomstootjes een verkeerd signaal in de hersenen, bijvoorbeeld in het hersengebied dat het hevige trillen veroorzaakt bij de ziekte van Parkinson. En ook obsessieve gedachten en zwaar depressieve gevoelens verdwenen met deze techniek. Gedachten beïnvloeden, gedrag veranderen: een directere ingreep op ons mens-zijn is haast niet denkbaar.
De beperkte levensduur van een hersenimplantaat en het infectiegevaar vormen vaak problemen. Die zijn bij implantaten tegen doofheid al overwonnen: daar lopen al zo’n honderdduizend dove volwassenen en kinderen mee rond. Dat implantaat zit in het binnenoor en is met snoeren verbonden aan een microfoon, spraakprocessor en een transmitter aan de buitenkant.
Sturende gedachten
Niet alleen kan elektronica onze gedachten beïnvloeden. Wij kunnen ook met onze gedachten een computer besturen. Het Amerikaanse bedrijf Cyberkinetics ontwikkelt daar breinimplantaten voor. Matthew Nagle, al drie jaar volledig verlamd vanaf zijn nek na een rampzalige steekpartij, was vorig jaar een van hun proefkonijnen. Hij kreeg een implantaat in zijn brein, in het deel dat bij gezonde mensen armen en handen laat bewegen. Een mini-spijkerbedje van krap een halve vierkante centimeter met 100 haardunne elektrodes die contact maakten met zijn zenuwcellen. Het zat negen maanden lang in Nagles hoofd. Nagle kon met zijn gedachten de cursor op het scherm heen en weer laten gaan. Hij kon programma’s op de computer openen en sluiten, een televisie bedienen, een spelletje spelen en een – krakkemikkige – cirkel tekenen in een tekenprogramma. Ook bestuurde hij op die manier een robotarm en een kunsthand.
De Britse hoogleraar cybernetics Kevin Warwick wil met hersenimplantaten gezonde mensen in staat stellen om gedachten uit te wisselen. Hij had in 1998 al een chip in zijn arm laten zetten waarmee hij deuren en lichten kon bedienen. Vier jaar later plantte hij een ‘spijkerbedimplantaat’ in zijn onderarm. Hij bestuurde daarmee een robotarm, maar zette ook een eerste stap naar brein-tot-brein communicatie. ‘We hebben twee zenuwstelsels met elkaar verbonden’, vertelt hij. Zijn vrouw Irena had ook een implantaat in haar arm gekregen, en het echtpaar kon geblinddoekt elkaars zenuwsignalen voelen wanneer een van beiden de hand bewoog. Warwick wil absoluut ooit een breinimplantaat en hij voorziet dat iedereen dat zal willen. Tal van vrijwilligers boden zich al bij hem aan. Zou een trendy badmuts met duizenden elektroden aan de buitenkant niet aantrekkelijker zijn voor veel mensen? ‘Dat is niet praktisch en niet gevoelig genoeg om gedachten uit te wisselen’, zegt Warwick.
“We hebben het recht om onszelf te veranderen of eventueel te verbeteren, om in te grijpen in onze eigen evolutie.”
Hemel of hel?
De medische mens van de toekomst is een product van elkaar aanvullende technologieën: nano-bio-info-cogno. Dat die technologieën ons leven en dat van onze kinderen zullen veranderen, is duidelijk. Wanneer en hoe precies, is dat niet. De ontwikkelingen op al die gebieden gaan in een razend tempo, dat permanent versnelt. Futuroloog Kamphuis: ‘Een beetje onderzoeker heeft tegenwoordig de beschikking over meer rekenkracht dan een compleet land veertig jaar geleden. Het rekenvermogen van Google in een enorm pand heb je over twintig jaar in je laptop.’ Die versnelling is op vrijwel alle gebieden zichtbaar. ‘De resolutie van hersenscanners verdubbelt elke twee jaar. En de genetische code van de mens is in negen jaar gekraakt, terwijl bij aanvang was berekend dat dat decennia zou duren.’
De gerenommeerde Amerikaanse futuroloog en uitvinder Ray Kurzweil is er van overtuigd dat die exponentiële ontwikkeling tegen 2029 zal leiden tot The Singularity, het punt waarop de niet-menselijke intelligentie die van de mens zal hebben overstegen. Dan zijn biologie en technologie versmolten en zullen vergaande veranderingen een breekpunt vormen in de menselijke geschiedenis. ‘De innovatie zal dan zo snel gaan dat wij een soort wonderen ervaren, omdat nieuw ontwikkelde dingen ons voorstellingsvermogen ver te boven gaan’, zegt Kamphuis. ‘Ongeveer zoals iemand uit de Middeleeuwen een tv zou ervaren.’ Of Kurzweils toekomstvisie zal uitkomen, is niet te voorspellen, maar een ding weet Kamphuis zeker: ‘Technologie is niet tegen te houden. Behalve door een wereldwijde catastrofe zoals een meteoriet of een kernoorlog.’
Haves en have nots
Over het effect dat de voortschrijdende techniek kan hebben op de maatschappij is Kamphuis minder positief. ‘Nu al maakt technologie de verschillen tussen groepen mensen groter. Voor sommige mensen is de singularity er nu al. Ik zag onlangs iemand op het station verbijsterd naar de kaartjesautomaat kijken. Ze begreep niet hoe ze er een kaartje uit kon krijgen. Nieuwe technologie zal die verdeling in haves en havenots alleen maar scherper maken.’
Zullen rijkere mensen ook gezondere, slimmere, sterkere en begaafdere kinderen krijgen dan kinderen uit minder gegoede gezinnen? ‘Voor een deel is dat al zo’, zegt Johan Braeckman. Als filosoof aan de Universiteit Gent denkt hij na over de evolutietheorie, bio-ethiek en over wat voor een wezen de mens precies is. ‘Maar ook arme mensen gaan beseffen dat die mogelijkheden bestaan en ze gaan die ook willen.’ Het hoeft niet moeilijk te zijn om nieuwe medische technieken voor iedereen toegankelijk te maken. Dat hangt af van hoe de gezondheidszorg geregeld is. En van het prijskaartje daaraan.
Wat kan er mis zijn met de wens om onszelf te verbeteren? In principe niets, vindt Braeckman. ‘We hebben het recht om onszelf te veranderen of eventueel te verbeteren, om in te grijpen in onze eigen evolutie. Evolutie is een blind, amoreel proces. We hoeven er geen respect voor te hebben, of dankbaar voor te zijn. Dus als er slechte genen in het menselijk genoom zitten en we kunnen ze eruit halen, waarom zouden we dat niet doen?’ Maar waar loopt precies de grens? Het respect neemt toe voor de subjectieve inschatting van mensen van wat ziekte en gezondheid is, signaleert Braeckman. Het onderscheid tussen medisch behandelen en enhancen zal steeds kleiner worden. ‘De toenemende mogelijkheden zullen onvermijdelijk een steeds grotere druk op mensen leggen om bepaalde middelen te nemen, of behandelingen te ondergaan.’ En dat kan tot onbezonnen gebruik leiden.
Onbedoelde bijeffecten
De voortrazende medische vooruitgang zou ons natuurlijk niets dan goeds kunnen brengen. Zo schetst Garreau in zijn boek een beeld van een meisje dat in 2020 naar de universiteit gaat. Haar studiegenootjes zijn allemaal enhanced. Ze praten met elkaar via hun gedachten, ontvangen allerlei informatie draadloos in hun hoofd, voelen geen pijn, helen hun wonden door zich er even op te concentreren, slapen bijna nooit, en zijn verschrikkelijk slim en creatief. Met de Naturals, de niet-aangepast mensen, houden ze beleefd rekening alsof die gehandicapt zijn. ‘Het is geen voorspelling, maar een heel reëel scenario’, vindt Garreau.
Braeckman ziet dit allemaal nog niet zo snel gebeuren. Niet omdat hij afwijzend staat tegenover enhancen. ‘Als ik de kans krijg om nu maatregelen te nemen om langer te leven zonder bijeffecten, dan doe ik dat natuurlijk!’ Maar hij deelt niet het optimisme van de transhumanisten. Er zijn te veel factoren die we niet onder controle hebben, de complexiteit van het menselijk lichaam voorop. Elke ingreep daarop heeft onbedoeld bijeffecten. Zo leidt het overvloedige gebruik van antibiotica bijvoorbeeld tot resistentie. ‘De volgende generatie mag dan vooruitzicht hebben op prachtige nieuwe technieken, ze zal ook te maken krijgen met reusachtige nieuwe problemen’, aldus Braeckman.
Zo bezien kunnen al die innovaties ook leiden tot een minder zonnige toekomst. In Garreaus tweede scenario vallen de revolutionaire medische technologieën in verkeerde handen. Dat loopt uit op het uitsterven van het menselijk ras of het ontstaan van zelf-replicerende mensachtige machines die zich tegen ons keren. Een terroristische aanslag met een genetisch aangepast, zeer besmettelijk en dodelijk virus zou al een stap in die richting zijn.
Hoe de toekomst van de medische mens eruit gaat zien, is aan de mens zelf. Ze wordt bepaald door hoe wij, grillige, onvoorspelbare, creatieve, doodgewone mensen omgaan met de technologische ontwikkelingen van vandaag en morgen. Houden we rekening met elkaar? Vinden we gezamenlijk, dankzij onze steeds geavanceerdere werelddekkende communicatiemiddelen, even snel oplossingen voor problemen als die zich aandienen? Dat is Garreaus derde scenario. Hoe snel ontwikkelingen ook zullen gaan, een ding is zeker: het maatschappelijke debat erover moet nu en blijvend worden gevoerd. Want dankzij onze geavanceerde communicatiemiddelen kunnen we over vijftig jaar in elk geval niet zeggen dat we het niet hebben geweten.