De bijna-dood illusie
Voor de even wonderlijke als aangrijpende bijna-doodervaring zoeken artsen, wetenschappers en parapsychologen al sinds jaar en dag een overkoepelende verklaring. Het is bewijs van een hiernamaals, denken sommigen. Maar een reeks opmerkelijke, nieuwe experimenten biedt een ander beeld. Hoe het brein tunnels toont, uittredingen opwekt en déjà-vu’s laat ontstaan.
verschenen in Natuurwetenschap en Techniek mei 2008
Ernstig ziek was de 33-jarige Machteld Blickman, en ze voelde dat ze dood ging. Een panische angst overviel haar. Maar toen leek het alsof ze uit haar lichaam ging, en ze voelde zich bewuster dan ze ooit was geweest. Ze cirkelde vredig af op een prachtig licht, dat haar in warme acceptatie omhulde. “Het voelde als Liefde met een hoofdletter L. Een staat van zijn die we hier niet kennen. Op dat moment zag ik mijn hele leven terug, de 33 jaren die ik tot dan toe geleefd had, als in een multidimensionale film waarin ik zelf alle rollen vervulde. Ik was alle mensen die in mijn leven belangrijk zijn geweest en die me iets hadden aangedaan, positief of negatief.”
Blickman is diep geraakt door haar bijna-doodervaring (BDE) en vertelt er al jarenlang over op bijeenkomsten. Eind vorig jaar zat ze bij het televisieprogramma Pauw en Witteman, samen met de Arnhemse cardioloog in ruste Pim van Lommel, naar aanleiding van zijn vuistdikke bestseller over de BDE, Eindeloos bewustzijn. Aan zijn ‘wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring’, zoals de subtitel stelt, is duidelijk behoefte. Sinds de verschijning van het boek, eind 2007, zijn er al meer dan zestigduizend exemplaren van verkocht.
Levenspanorama
Een bijna-doodervaring is dan ook een magisch-realistische, buitenaards mooie en levensveranderende ervaring. Minstens één op de 25 mensen maakt zoiets mee, maar daar zullen zij vervolgens niet snel over vertellen, uit angst voor gek te worden versleten. Sinds de Amerikaanse cardioloog Raymond Moody de ervaring in 1975 voor het eerst duidelijk omschreef, staat het fenomeen weliswaar meer in de belangstelling bij een aantal onderzoekers, maar veel artsen doen de verhalen van hun patiënten wat lacherig af als een hallucinatie. En zo voelt het voor de bijna-dood-ervaarder zelf absoluut niet.
Ongeveer een op de vijf mensen die een hartstilstand overleven, herinnert zich een aantal van de door Raymond Moody geïnventariseerde vaste elementen van een BDE. Dat bleek uit de degelijk opgezette studie onder leiding van Van Lommel, waaraan de hartbewakingsafdelingen van tien Nederlandse ziekenhuizen hadden meegedaan (The Lancet, 15 december 2001). Ruim de helft van de bijna-dood-ervaarders had positieve gevoelens gehad, eenderde was door een donkere tunnel gezweefd, een kwart had het gevoel gehad buiten het eigen lichaam te zijn en had zichzelf zien liggen in de reanimatieruimte. Ruim een op de tien had een levenspanorama gezien, waarbij het leven als een film voorbijtrekt en ze precies ieders gevoelens en gedachten leken te weten. Sommigen zagen ook een stralend helder licht, een buitenaards mooie omgeving met prachtige kleuren en muziek, een liefdevol wezen van licht, overleden dierbaren, en een grens waarachter geen weg terug meer is. Maar soms hebben mensen juist een ellendige, angstige ervaring.
Veel mensen die een bijna-doodervaring hadden gehad, waren in de jaren daarna bovendien veranderd van karakter. Ze hechtten minder aan materiële zaken, waren socialer, hadden geen doodsangst meer, en voelden mensen en situaties beter aan, soms op het helderziende af.
Een BDE is een reële ervaring, maar waardoor die wordt veroorzaakt, daarover is niet iedereen het eens. Door een abnormaal functionerend brein dat zuurstofgebrek heeft, denken veel onderzoekers, waaronder de Nederlandse anesthesist Gerald Woerlee. Maar Van Lommel en wetenschappers als de Amerikaan Bruce Greyson en de Brit Sam Parnia, die uitgebreid klinisch onderzoek naar het fenomeen hebben gedaan, komen tot andere conclusies. “We konden geen van de bestaande verklaringen in onze studie bevestigen”, vertelt Van Lommel door de telefoon. “Of iemand nu een of tien minuten een hartstilstand had, welke medicijnen hij ook kreeg, of hij vijf minuten of drie weken bewusteloos was, het had allemaal geen invloed op het al dan niet krijgen van een BDE.”
Twee punten zijn onverklaarbaar, volgens Van Lommel. “De hersenen zijn zichtbaar en meetbaar uitgevallen, maar het bewustzijn van mensen die een BDE hebben is veel helderder dan ze ooit hebben gehad. Ook zijn mensen door de ervaring vaak diepgaand veranderd. Dat is niet het geval wanneer afzonderlijke elementen van de BDE kunstmatig worden opgewekt.”
Insulten
Want dát losse onderdelen van de bijna-doodervaring kunstmatig kunnen worden nagebootst, daarover bestaat geen twijfel. Door de jaren heen zijn BDE-achtige illusies volop opgewekt, vooral door de elektrische activiteit van het brein te veranderen. In het hersendeel achter de slapen – de temporaalkwab – bijvoorbeeld.
De in Canada werkzame neuropsycholoog Michael Persinger wekte met zwakke magnetische stimulatie van dit hersendeel al bij menig proefpersoon die alleen in een geïsoleerde kamer zat het gevoel op dat er nog een ‘aanwezigheid’ was. Persingers proefpersonen meldden ook gevoelens van religieuze openbaring, uittredingen, en andere mystieke ervaringen. Sommige epilepsiepatiënten hebben dergelijke ervaringen ook tijdens een aanval: een abnormale elektrische activiteit van de zenuwcellen in de slaapkwab. Een beroemd voorbeeld is de schrijver Fjodor Dostojevski, die tijdens epileptische insulten geregeld de nabijheid van God ervoer.
Er zijn ook talloze verslagen waarbij artsen zulke epilepsiepatiënten elektrisch stimuleren tijdens een hersenoperatie. Ze prikkelen dan de slaapkwab of daaraan gekoppelde hersenstructuren, zoals de amygdala, die betrokken is bij emoties en aangrijpende ervaringen, en de hippocampus, een structuur haast synoniem met het (kortetermijn)geheugen. Die patiënten rapporteren droomachtige sensaties van déja vu, reële en gedetailleerde visuele hallucinaties en bevreemdende gevoelens, en ervaringen van licht of geluid.
Ook illusies van uittredingen kunnen worden opgewekt door iemands brein elektrisch te stimuleren. Dat ontdekte de Belgische neurochirurg Dirk de Ridder vorig jaar per toeval. Hij was op zoek naar de juiste afstelling van een geïmplanteerde elektrode die zijn patiënt van oorsuizen moest afhelpen (New England Journal of Medicine, 1 november 2007). Hij stimuleerde op de overgang tussen de temporaalkwab en de wandbeenkwab, die aan de bovenkant van het achterhoofd zit – de gyrus angularis – toen de patiënt zei dat er iets vreemds gebeurde. “Die man had het gevoel uit zijn lichaam te treden”, vertelt De Ridder aan de telefoon. “Hij voelde zichzelf een halve meter linksachter buiten zijn eigen lichaam staan.”
En dat is geen toeval, legt De Ridder uit. “Op de stimulatieplek vindt de integratie plaats van gevoelsinformatie, evenwichtsinformatie, en visuele informatie. Die verstoren we door er wat stroom doorheen te jagen, met als effect dat zijn hersenen de plaats van het lichaam in de ruimte verkeerd interpreteren.”
Verhaspeld
Een paar jaar eerder had de Zwitserse hersenonderzoeker Olaf Blanke met een vergelijkbare stimulatie al kortdurende uittredingsillusies opgewekt bij epilepsiepatiënten. Een vrouw kreeg bijvoorbeeld het gevoel dat ze boven haar lichaam zweefde en vanuit daar haar eigen benen en onderlichaam zag. De patiënt van De Ridder zag zichzelf niet tijdens zijn ‘uittreding’. Maar de Ridder kon bij herhaling de uittredingservaring ongeveer twintig seconden lang oproepen met de stimulatie. Een buitenkansje om de uittreding onder gecontroleerde omstandigheden te laten plaatsvinden, besefte de arts. Hij onderwierp zijn patiënt aan onderzoek in de PET-scanner (positron emisson tomography), om te bekijken welk netwerk van hersengebieden actief was tijdens de ervaring. Daar ontdekte hij dat ook een deel van de thalamus diep middenin het brein, en een deel van de kleine hersenen (het cerebellum), die achterin onderaan het brein geplakt zitten, actief waren tijdens de stimulatie.
Ontregeling van die thalamus beïnvloedt de bewuste ervaring. Elektrische prikkeling ervan wakkert het bewustzijnsniveau aan. Vorige zomer brachten artsen op die manier een man bij die al zes jaar in een minimaal bewuste toestand was en slechts zelden meer dan een ooglid kon bewegen. Met de stimulatie-elektrode aan leerde hij weer zelf eten en drinken, en kon hij weer praten met vrienden en familie (Nature, 2 augustus 2007).
Op een vergelijkbare manier wisten Canadese neurochirurgen onlangs bij een patiënt een levensechte déja vu op te wekken (Annals of Neurology, januari 2008). De chirurgen zochten naar de juiste elektrische hersenstimulatie, toen hun patiënt opeens een levendige herbeleving kreeg van een scène die hij twintig jaar daarvoor had beleefd, met zijn vrienden in een park. Hoe sterker de stroom aangezet werd, hoe meer details hij ervoer. Ze stimuleerden de hypothalamus, en via een zenuwbundel ook de hippocampus. Een verhaspelde input van de hippocampus zou de aanzet tot het levenspanorama tijdens een BDE kunnen zijn.
Zelfs zonder hersenelektrodes kan een uittredingservaring worden opgewekt. Vorig jaar lukte dat twee onafhankelijke onderzoeksgroepen in Groot-Brittannië en in Zwitserland (Science, 24 augustus 2007). Ze gebruikten daarvoor een variant van de zogeheten ‘rubberen-handillusie’, een klassiek hersenexperiment waarbij je iemands brein kunt wijsmaken dat een rubberen hand op tafel zijn eigen hand is, door de echte hand te verstoppen en vervolgens de rubberen én de echte hand aan te raken.
Met een virtual reality-bril op keken proefpersonen via een videocamera die achter hen stond opgesteld naar beelden van hun eigen rug. Vervolgens porde een onderzoeker met een stok op de borst van de proefpersoon, en tegelijkertijd ook op dezelfde hoogte onder twee videocamera’s die zijn rug filmden – alsof ze hem in de borst porden. Daardoor bekroop de proefpersonen het bevreemdende gevoel dat het lichaam dat zij zagen van een ander was. De visuele indrukken die de ogen krijgen zijn dus belangrijk bij het bepalen van de plaats van het lichaam. Het is goed voor te stellen dat het brein in de war raakt wanneer die visuele input wegvalt, zoals bij een BDE.
Psychedelisch
De hersenen kunnen dus zó verstoord worden, dat mensen een of meer van de afzonderlijke gewaarwordingen van een BDE krijgen, zoals uittredingen of levendige herbelevingen van herinneringen. Met psychedelische drugs gaat dat nog waarheidsgetrouwer. Veel van de plantaardige middelen die traditionele genezers gebruiken in hun rituelen, zoals mescaline en ayahuasca in Zuid-Amerika, en iboga in Centraal Afrika, veroorzaken een complete BDE, inclusief de karakterverandering nadien (zie kader, ‘Trippend door de tunnel’). Ook dimethyltryptamine (DMT), LSD, en het tot recreatiedrug verworden narcosemiddel ketamine kunnen soms BDE-achtige ervaringen opwekken. Die stoffen grijpen in op de chemische huishouding in het brein, zoals op de werking van boodschapperstoffen serotonine en acetylcholine, of op de zogeheten NMDA-receptor.
Cardioloog Van Lommel beschouwt dergelijke door chemie of stimulatie opgewekte ervaringen echter als illusies – absoluut niet te vergelijken met de gebeurtenissen tijdens een bijna-doodervaring. “Tijdens een uittreding bij een BDE doen mensen verifieerbare waarnemingen van hun eigen reanimatie”, legt hij uit. “Maar bij een hartstilstand is de bloedstroom uitgevallen. Het brein krijgt geen zuurstof meer. Hierdoor valt de hersenschors uit, en daarmee vallen het bewustzijn en alle lichaams- en hersenstamreflexen weg. Je kunt die patiënten een vinger in de keel duwen. Hun pupillen zijn lichtstijf. Na vijftien seconden laat het elektro-encefalogram (EEG), waarop de elektrische activiteit van de hersenschors is te zien, een vlakke lijn zien.”
Er is maar één conclusie mogelijk, volgens Van Lommel. Het bewustzijn moet tijdens een bijna-doodervaring losstaan van het brein. Hij moet wel toegeven dat hoog aangebrachte merktekens in de reanimatieruimte (zoals bovenop de operatielamp) nooit zijn opgemerkt door uittredende mensen. Dat zou een objectief bewijs zijn dat er écht een onstoffelijk bewustzijn bestaat, dat los van het lichaam kan waarnemen. Van Lommel: “Maar er zijn wel verslagen van verifieerbare waarnemingen, zoals de man die wist welke verpleger zijn kunstgebit had uitgenomen.”
Niet iedereen is echter overtuigd. Zo wijst neurochirurg De Ridder erop dat een vlak EEG nog niet betekent dat er in het brein niets meer gebeurt. “Een EEG meet de elektrische activiteit van miljoenen cellen die samen actief zijn en synchroon vuren”, vertelt hij. “Als die hersencellen niet allemaal synchroon meer vuren, krijg je een vlakke lijn, maar dan kun je nog steeds werkende hersencellen hebben. Alleen werken ze misschien minder gesynchroniseerd. En bij onze patiënt genereerde juist de desynchronisatie de ‘uittreding’”, zegt De Ridder. “Dus die desynchronisatie kan verantwoordelijk zijn voor een ander bewustzijn.“
Standaardafwijking
Bovendien is de activiteit van de diepere hersendelen, zoals de amygdala of de hippocampus, met een EEG niet op te pikken. Eigenlijk zou met een hersenscan moeten worden onderzocht in hoeverre de diepere hersenstructuren tijdens een bijna-doodervaring nog activiteit vertonen. Maar artsen hebben wel wat anders te doen wanneer er iemand met een hartstilstand de eerste hulp wordt binnengereden. De organen in het lichaam hebben zuurstof nodig, maar de pomp staat stil. Daarom zetten ze zo snel mogelijk de reanimatie in: ze beademen met zuurstof, en ze beginnen met een krachtige hartmassage, om het zuurstofrijke bloed weer rond te pompen.
Die zuurstoftoevoer is een ander punt. Van alle mensen die een hartstilstand overleven, kan 18 procent zich naderhand een BDE herinneren, blijkt uit de gedegen studie van Van Lommel. En dat terwijl, volgens hem, de hersenen zoveel zuurstof tekortkomen dat bewustzijn volgens de huidige wetenschappelijke inzichten niet meer mogelijk is. “Er bestaat geen wetenschappelijke reden om aan te nemen dat er tijdens de hartmassage voldoende bloedstroom is om een verhoogd en helder bewustzijn te ervaren”, zegt hij.
Dat bestrijdt Gerald Woerlee, een anesthesist in het Leiderdorpse Rijnland Ziekenhuis met een voorliefde voor statistiek. Net als Van Lommel verdiept Woerlee zich al twintig jaar in het fenomeen, en schreef hij er een boek over, Mortal Minds. Toch kwam Woerlee tot een heel andere conclusie. “Tijdens reanimaties is de bloeddruk gemiddeld te laag om bewustzijn te onderhouden”, vertelt hij door de telefoon vanaf zijn vakantieadres in Zuid-Afrika. “Maar bij een gemiddelde heb je ook een standaardafwijking. Dat betekent dat 16 procent een bloeddruk heeft die anderhalf keer hoger ligt dan gemiddeld, en dat kan in theorie hoog genoeg zijn om een vorm van bewustzijn te ondersteunen.” Een veelzeggend getal, vindt Woerlee: “Dat is precies het percentage mensen dat een BDE ervaart.”
Dergelijke patiënten kunnen dus wel bewustzijn hebben en alles horen wat er om hen heen gebeurt – maar hun lijf en leden niet bewegen door het zuurstofgebrek.
Woerlee is er zeker van dat zuurstoftekort de belangrijkste oorzaak is van de bijna-doodervaring. “De tunnel die sommige mensen tijdens een bijna-doodervaring zien, is een gevolg van zuurstoftekort”, zegt Woerlee. “Het netvlies, de laag lichtgevoelige zenuwcellen in het oog, valt het eerste uit aan de buitenste, minst doorbloede randen, terwijl de cellen in het midden nog wel licht registreren. De door zuurstofgebrek of aanvankelijke angst verwijde pupillen laten bovendien meer licht door dan normaal, waardoor de bijna-stervende een helder licht ziet.”
Die verklaring komt niet uit de lucht vallen. Straaljagerpiloten die in een gravitatie-centrifuge hebben gezeten en bij wie het bloed tijdelijk uit het hoofd werd geslingerd, rapporteren ook vaak tunnelvisie. Bovendien ervaren ze soms een mooi licht, een vredig gevoel van drijven, en korte beeldfragmenten uit hun verleden.
Sereniteit
Zuurstofgebrek veroorzaakt een abnormale, wanordelijke activiteit van zenuwcellen in de hersenen, net als bij elektrische of magnetische stimulatie. Zenuwcellen laten hun neurotransmitter-inhoud lopen of vallen stil, terwijl de onderlinge samenhang tussen de zenuwcircuits verandert. Bovendien treden er mechanismen in werking die bescherming moeten bieden tegen de schadelijke effecten van het zuurstofgebrek. Op die manier haalt zuurstoftekort allerlei hersenstructuren overhoop. “Een van de hersendelen die het meest gevoelig is voor zuurstoftekort, is de hippocampus”, zegt Woerlee. Dat hersengebied is betrokken is bij het vastleggen van nieuwe herinneringen en fungeert vermoedelijk als doorgeefluik tussen korte- en langetermijngeheugen. En bij zuurstofgebrek kan het levendige herinneringen opwekken, vertelt Woerlee. “De grote zenuwcellen in de zogeheten CA1-regio van de hippocampus sterven het eerst af. De hippocampus begint dus gedeeltelijk te falen. Er komen lekstromen vrij tussen die grote, depolariserende cellen en de normale zenuwcellen. Het is aangetoond dat dat flashbacks geeft.”
“Ook in de kleine hersenen, het cerebellum, zijn er extra gevoelige cellen die bij zuurstoftekort beginnen te falen: de Purkinjecellen. Dat is de reden dat bergbeklimmers op grote hoogten vaak een dronkemansloop krijgen.” Het cerebellum is belangrijk bij de aansturing van bewegingen. Opvallend is dat ook het BDE-opwekkende middel ibogaine die Purkinjecellen selectief vernietigt (zie kader onderaan, ‘Trippend door de tunnel’).
“De terugkoppeling van de diep gelegen thalamus naar de prefrontaalschors vlak achter het voorhoofd faalt ook”, vervolgt Woerlee. “En als de prefrontaalschors niet meer werkt, uit zich dat in kalmte en onverschilligheid. Men voelt geen pijn, alleen sereniteit en geluk. Dat verklaart waarom mensen, terwijl ze weten dat ze aan het doodgaan zijn, zich heel kalm en vredig voelen”, aldus Woerlee. “Ook de motorische schors faalt snel zonder zuurstof: hierdoor kunnen mensen zich niet meer bewegen. De zintuigen vallen uit, de ogen als eerste, het gehoor als laatste. Vandaar dat mensen tijdens een BDE soms nog wel gesprekken kunnen horen.”
Special effects
De gecoördineerde hersenactiviteit die volgens de huidige inzichten nodig is voor ons waakbewustzijn, ontbreekt dus tijdens een bijna-doodervaring. Maar het bewustzijn zoals mensen dat tijdens een BDE ervaren, is dan ook heel anders dan het bewustzijn van alledag.
“De BDE is een bewuste ervaring”, zegt Woerlee. “Anders zouden mensen het niet kunnen navertellen. Om bewustzijn te ervaren, moeten minimaal een deel van de thalamus en een stuk van de hersenstam functioneel zijn, en wel een ander deel dan het gedeelte dat de hersenstamreflexen regelt. Andere hersengebieden die ook een rol spelen bij het bewustzijn bepalen hoe je de ervaring precies ondergaat. Die zijn gemankeerd, maar niet in een klap uitgeschakeld.” De hersenstam blijft, anders dan de rest van het brein, nog enkele minuten actief bij zuurstofgebrek. En intussen verzorgen de andere haperende hersendelen de special effects: levendige herinneringen, uittredingsgevoelens, tunnelzicht, euforie, mystieke eenwordingen.
Het menselijk brein is bij uitstek gemaakt om van losse elementen een samenhangend verhaal te breien, liet de Amerikaanse cognitief-hersenwetenschapper Michael Gazzaniga al in de jaren 1970 zien. Dat is wat het brein doorlopend doet: onze waarnemingen en emoties uitleggen, patronen en verbanden tussen bewuste én onbewuste gewaarwordingen ontdekken en daar een begrijpelijk verhaal van maken. Daarbij vult het brein vrijelijk in wat het zelf niet registreert. Zoals het bij mensen die een hand missen fantoomgevoelens van die hand genereert.
Dankzij die eigenschappen past het plotselinge geluid van de bladblazers van de plantsoenendienst in de vroege ochtend naadloos in een droom waarin in je plots aangevallen wordt door een groot zoemend insect. En zo kan in een droom iemand ook zeker weten dat een personage dat niet op zijn vader lijkt, toch zijn vader is.
Dat vergelijkbare effecten ook optreden tijdens een bijna-doodervaring, suggereert onder meer het onderzoek van Michael Persinger. De vrijwilligers die in zijn lab door magneetverstoring ‘uit hun brein’ traden, ervoeren hun losgekomen ik-gevoel als een ander wezen. Volgens Persinger kunnen zo veel waarnemingen van geesten, religieuze wezens en zelfs nachtelijk bezoekende aliens worden verklaard. De patiënt is niet meer één, en het brein kent aan die ongewone sensatie een interpretatie toe die het beste past bij zijn of haar cultuur.
Verwachting
De Amerikaanse hersenonderzoeker Kevin Nelson van de universiteit van Kentucky denkt dan ook dat een bijna-doodervaring het beste valt te omschrijven als een hyperrealistische, droomachtige toestand. Er bestaat zoiets als rapid eye movement– of REM-intrusie, een stoornis in de hersenen waardoor iemand in de droomrijke REM-slaap komt, maar ook nog gedeeltelijk wakker is. Slaapverlamming of levendige hallucinaties zijn soms het gevolg. Mensen met de slaapstoornis narcolepsie, die te pas en te onpas in slaap vallen, hebben er vaak last van, maar ook onder de gewone bevolking is zo’n 25 procent gevoelig voor het waakdromen. Nelson ontdekte dat mensen die wel eens een BDE hadden ervaren, ook vaker dan gemiddeld tekenen hadden van REM-intrusies. Of dit vóór hun BDE ook al het geval was, is niet bekend.
Man, vrouw, oud, jong, zwart of wit; we zitten allemaal ongeveer hetzelfde in elkaar, met twee oren en een neus, en gevoelige Purkinjecellen in onze kleine hersenen.
Noch Woerlee, noch Van Lommel zien echter voldoende reden om aan te nemen dat REM-intrusies iets te maken hebben met de BDE. Maar een hogere gevoeligheid voor REM-intrusies kan misschien wel verklaren waarom mensen ook een BDE kunnen ervaren onder omstandigheden zonder zuurstofgebrek, zoals tijdens meditatie, depressie, een levensbedreigende crisis, of in isolatie. Extreme stress kan immers een episode van REM-intrusie veroorzaken. En: de REM-centra huizen in die cruciale hersenstam.
Woerlee zegt dat het feit dat iemands verwachting en cultuur bepalen hoe hij de BDE ervaart. “Vandaar dat een teruggekeerde stervende in India zijn ontmoeting met een wezen van licht heel anders uitlegt dan iemand in Amerika. Ieder ziet zijn eigen god of goden, en zijn eigen overledenen.”
Zweedse onderzoekers concludeerden inderdaad, na een degelijk opgezette herhaling van het magneetvelden-onderzoek van Persinger, dat niet de magnetische stimulatie, maar de ontvankelijkheid van de proefpersonen bepaalde of zij mystieke gewaarwordingen ervoeren in de kleine, donkere kamer. Iemands verwachting en aanleg lijken dus ook de aard van de ervaring te bepalen.
Van Lommel ontdekte in zijn onderzoek echter dat voorkennis van het bestaan van een BDE geen effect had: “Ook sceptici, artsen, en agnosten kregen klassieke bijna-doodervaringen, ondanks hun verwachtingspatroon.” In aanleg is de BDE universeel, en dat is ook goed te begrijpen. Man, vrouw, oud, jong, zwart of wit; we zitten allemaal ongeveer hetzelfde in elkaar, met twee oren en een neus, en gevoelige Purkinjecellen in onze kleine hersenen.
Levensveranderend
Onderzoekers als Van Lommel, die er niet van overtuigd zijn dat een materiële verklaring juist is, houden een andere verklaring open. Aangezien de hersenen stil liggen op het moment van de BDE, redeneert Van Lommel, moet het bewustzijn zich buiten het lichaam bevinden. “Het brein produceert het bewustzijn niet, het is een zend-ontvanger, of een interface ervoor”, zegt hij. “Zoals een televisiecamera beeld en geluid omzet in elektromagnetische golven, en een televisietoestel die informatie weer ontvangt en decodeert.”
De Ridder gelooft niet dat het brein een antenne is voor het oppikken van bewustzijn. “Het is een verklaring die mogelijk is, maar je zult het nooit kunnen bewijzen of ontkrachten. Ik denk dat er goede hypothesen zijn voor fysiologische mechanismen. Die zijn toetsbaar.” Het wachten is op iemand die gecontroleerd een BDE kan oproepen. “Die mag zich bij mij melden voor een scanneronderzoek”, zegt de Ridder.
En wellicht is er een stoutmoedige vrijwilliger te vinden die een riskante hoge dosis iboga wil nemen terwijl hij in de scanner ligt. Dan kunnen we eindelijk uitmaken of het echt zo stil is in de hersenen tijdens een BDE, en kijken welk verhaal ons brein ervan moet breien. Is er inderdaad geen activiteit, dan maakt dat van Lommels theorie sterker.
Als het toch allemaal uit het brein blijkt te komen, dan is dat een punt voor de materialistische visie. Maar misschien komen we er wel nooit uit. Radioloog Andrew Newberg van de universiteit van Pennsylvania – bekend vanwege zijn hersenonderzoek naar mediterende monniken en auteur van onder meer The Mystical Mind – verwoordde dat drie jaar geleden op een conferentie beeldend. “Ik geloof niet dat het onderzoek
noodzakelijk uitwijst dat religieuze ervaringen zijn terug te brengen tot hersenactiviteit. Als ik een hersenscan maak van iemand die naar een appeltaart kijkt, kan ik je precies vertellen wat zijn brein doet. Maar ik kan je op basis van de scan niet zeggen of de appeltaart echt bestaat. Zo is het ook als ik een hersenscan bekijk van een Fransiscaner non die de ervaring heeft dat ze in de nabijheid van God is. Ik kan je vertellen wat haar brein tijdens de ervaring doet, maar niet of de ervaring een werkelijke realiteit vertegenwoordigde. De neurowetenschappen kunnen dergelijke vragen niet beantwoorden.”
Materialistisch of non-lineair; mensen die een BDE hebben gehad hoeven zich bij geen enkele verklaring miskend te voelen. De BDE zal blijven wat ze is: een magisch realistische, buitenaards mooie, en levensveranderende ervaring.
Trippend door de tunnel
Er zijn duidelijke parallellen tussen een bijna-doodervaring (BDE) en de gebeurtenissen tijdens spirituele initiatieriten van de Bwiti-religie in Gabon, schreven onlangs de psycholoog Süster Strubelt en de kinderarts Uwe Maas, die beide ontwikkelingswerk doen in Harare, Zimbabwe (Alternative Therapies, jan/feb 2008).
Tijdens die riten neemt de novice grote hoeveelheden van de vermalen wortelschors van de iboga-struik (Tabernanthe iboga). Het farmacologisch actieve bestanddeel hierin, ibogaïne, kan de afhankelijkheid van verslavende middelen en de onthoudingsverschijnselen verminderen, en wordt al decennialang illegaal en experimenteel gebruikt door particuliere afkickklinieken. Ibogaïne beïnvloedt allerlei neurotransmittersystemen in de hersenen, zoals dat van serotonine. Het blokkeert onder meer de NMDA-receptor, die de aanwezigheid van de neurotransmitter glutamaat registreert.
Uit verslagen van ingewijde Europeanen en van Gabonezen zelf blijkt dat het innemen van ibogapoeder resulteert in een soort BDE, inclusief het door een tunnel gaan, het zien van een levenspanorama, buiten het lichaam treden, vliegen over prachtige landschappen, het ontmoeten van overledenen, de ontmoeting met een goddelijk wezen, het ervaren van een grens waarachter geen terugkeer meer mogelijk is en het terugkeren naar het leven zelf. Ook de psychologische transformatie vindt plaats. Degene die het ritueel heeft ondergaan, accepteert zijn verantwoordelijkheid, is minder afhankelijk en spiritueler, heeft minder angst voor de dood en heeft een diepgaande liefde voor mensen en de omgeving. De rite is bedoeld om de deelnemer te bekeren. Bwiti-aanhangers hoeven niet alleen in God te geloven, ze moeten Hem zelf zien.
Strubelt en Maas vermoeden dat de iboga-trip en de bijna-doodervaring door dezelfde hersenprocessen worden veroorzaakt. Zowel ibogaine als zuurstoftekort in de hersenen tasten bijvoorbeeld de zogeheten Purkinjecellen in de kleine hersenen aan, doordat er een overmaat van de signaalstof glutamaat vrijkomt. Hierdoor valt de remming van de zogeheten fastigiale kern in de kleine hersenen weg. Onderzoek heeft aangetoond dat een gestimuleerde fastigiale kern maatregelen in gang zet die hersencellen beschermen tegen de schadelijke effecten van zuurstoftekort.
Kwantumbewustzijn?
Volgens Pim van Lommel laten bijna-doodervaringen zien dat bewustzijn ook buiten het brein kan bestaan. Voor hoe dat precies in zijn werk zou gaan, put hij inspiratie uit de kwantumfysica. Non-lokaliteit, verstrengeling en complementariteit; hij ziet het allemaal terug in de bijna-doodervaring. “Vooral als parallel, om het te begrijpen. Niet om het te verklaren”, benadrukt hij.
“Mensen hebben een onweerstaanbare drang om in de kwantumfysica de oplossing van onverklaarbare problemen te zoeken”, zegt de Amsterdamse mathematisch-fysicus Robbert Dijkgraaf. “Daarin worden ze geholpen door de grondleggers van de kwantumfysica: Niels Bohr en anderen hebben zelf erg met die tegen-intuïtieve theorie geworsteld.”
Niet dat het hout snijdt. “Alle eigenschappen van kwantumsystemen verdwijnen helaas enorm snel als je meer dan een paar deeltjes bij elkaar stopt”, zegt Dijkgraaf. “Grote objecten in de natuur, zoals het brein, gedragen zich volgens de klassieke fysica. Alleen bij een temperatuur van een miljardste graad boven het absolute nulpunt en in een extreem goed geïsoleerde omgeving kunnen die fragiele kwantumeigenschappen nog behouden blijven, en kunnen grote atomen zich collectief gaan gedragen als kwantummechanisch systeem. Dat heet Bose-Einstein-condensatie, en Einstein had al voorspeld dat dat kon gebeuren. Maar je hoeft het maar een beetje op te warmen en het is weg. In een warm, morsig, ingewikkeld systeem als het menselijk brein, of de wereld daaromheen, is het onmogelijk om nog iets van de kwantumwereld te behouden. Je kunt op de achterkant van een envelop uitrekenen dat dat mathematisch is uitgesloten.”
“Er zijn evenveel interpretaties van de kwantumfysica als er kwantumfysici zijn”, verdedigt Van Lommel zich. Fysici als de nobelprijswinnaar Eugene Wigner menen dat bewustzijn van invloed is op de werkelijkheid zoals mensen die waarnemen, zoals het gedrag van elementaire deeltjes: of het een deeltje zal zijn, of een golf. “Ridicuul”, vindt Dijkgraaf. “De kwantumfysica heeft al die miljarden jaren toen er geen mensen in het heelal waren ook goed gewerkt. Alle natuurkunde van ons brein volgt uit de wetten van het standaardmodel. De chemische processen in zenuwcellen zijn allemaal goed begrepen. Alleen weten we nog niet wat er gebeurt als we er honderden miljarden aan elkaar knopen. Het raadsel zit in de enorme complexiteit van onze hersenen, niet in de fundamentele principes van de natuurkunde.”
Bijna-dood en het brein
Veel aspecten van een bijna-doodervaring treden op bij zuurstofgebrek, en kunnen ook opgewekt worden door elektrische, magnetische of chemische stimulatie van bepaalde hersendelen. Mogelijk zorgen deze ontregelingen samen voor een BDE.
TUNNEL
Lichtgevoelige zenuwcellen in het netvlies registreren licht in buitenwereld. Bij zuurstofgebrek vallen eerst de minder doorbloede randen uit, met als gevolg tunnelvisie. Ook op de plaats in de visuele hersenschors waar het gezichtsveld gerepresenteerd wordt, valt uit in deze volgorde.
VREDIGE RUST
Prefrontaalkwab is o.a. belangrijk bij het overzien van consequenties. Bij ontregeling onstaat een gevoel van onverschilligheid voor de situatie waarin men zit, sereniteit, of gelukzaligheid.
UITTREDING
Gyrus angularis integreert gevoelsinformatie, evenwichtsinformatie en visuele informatie. Bij verstoorde input ontstaat het gevoel ‘buiten zichzelf’ te staan.
LEVENSPANORAMA
Hippocampus is o.a. cruciaal voor het autobiografisch geheugen. Bij ontregeling ontstaan als zeer reëel ervaren deja vu’s en gedetailleerde visuele hallucinaties.
ONTMOETEN OVERLEDENEN
Temporaalkwab met daarin de hippocampus (geheugen) en amygdala (emoties). Ontregeling kan o.a. resulteren in het gevoel niet alleen te zijn, en ontmoetingen met een andere wezens.
ONTMOETING GODDELIJK WEZEN
Temporaalkwab met daarin de hippocampus (geheugen) en amygdala (emoties). Ontregeling kan o.a. resulteren in vervullende mystieke en religieuze ervaringen en ontmoetingen met een goddelijk wezen.
COMPRESSIE VAN TIJD EN PLAATS
Hersenstam bestuurt alle basale lichamelijke functies, en is cruciaal voor bewustzijn. Ontregeling kan REM-intrusie veroorzaken, een droomachtige staat in waaktoestand.
VERANDERD BEWUSTZIJN
De thalamus is het centrale schakelpunt dat bepaalt welke informatie over de binnen- en buitenkant van het lichaam wordt doorgegeven aan de hersenschors, om deel te worden van de bewuste ervaring. Ontregeling heeft invloed op het bewustzijnsniveau.
ONDANKS ZUURSTOFGEBREK
Een kern in de hersenstam past de spanning op de bloedvaten aan aan de heersende bloeddruk. Bij lage bloedstroom of zuurstofspanning zet die kern de zuurstofbesparende mechanismen in werking die ook bij langdurig duiken en (bij dieren) in winterslaap optreden. Een vergelijkbaar beschermingsmechanisme voor zenuwcellen treedt onafhankelijk van de hersenstam op bij stimulatie van de fastigiale kern in het cerebellum (de kleine hersenen).